Onderstaand opiniestuk werd namens het CJO aangeboden aan het NRC en de Volkskrant maar niet geplaatst.
De situatie in de Griekse vluchtelingenkampen is gelijk aan de concentratiekampen. Wat er in de bio-industrie gebeurt is een Hedendaagse Holocaust. Trump en Wilders zijn de Hitlers van deze tijd.
Wanneer opiniemakers duidelijk willen maken hoe kwalijk iets of iemand is, is het tegenwoordig gangbaar om je te bedienen van wat in de volksmond een godwinnetje wordt genoemd; de Holocaust wordt erbij gehaald. Zo sloeg deze week een raadslid uit Oldenbroek een uitnodiging voor een debat over de islam af vanwege ‘de gele ster sfeer’ van de poster. En dan spreken we nog niet eens over de schandalige, en volgens de werkdefinitie van de Europese Unie antisemitische, wijze waarop criticasters van Israël het beleid van de Israëlische overheid regelmatig gelijk stellen aan dat van de nazi’s.
Nog afgezien van de vraag of dergelijke vergelijkingen het beoogde effect hebben – ze komen veelal over als een kleuter die stampvoetend zijn gelijk wil krijgen- gaan ze natuurlijk volledig mank. Hoe schrijnend de situatie van sommige vluchtelingen ook moge zijn, er is geen beleid om ze uit te roeien. Noch worden vluchtelingen systematisch van hun bezittingen beroofd of hun identiteit vervangen door een getatoeëerd kampnummer. Natuurlijk mag je vraagtekens zetten bij de goede smaak van een poster met de afbeelding van een bom voor een discussieavond over de islam. Dat is echter zo fundamenteel anders dan het openbaar identificeren en uitsluiten van een bevolkingsgroep als opmaat voor deportaties en uitroeiing, dat de vergelijking niet alleen niet opgaat maar ook belachelijk, absurd en kwetsend is.
Natuurlijk kun je alles met alles vergelijken, maar het is ook belangrijk om stil te staan bij de lading en connotatie van vergelijkingen. De vaststelling dat Hitler vegetariër was is feitelijk correct. Toch is het logisch dat iemand als Marianne Thieme er niet van gediend zal zijn met Hitler vergeleken te worden.
Dergelijke vergelijkingen overdrijven niet alleen hedendaagse problematiek, ze bagatelliseren tegelijkertijd het gruwelijke en unieke karakter van de Holocaust. Een fatsoenlijk mens denkt wel twee keer na voordat hij een Godwin poneert.
Terwijl de Holocaustvergelijkingen ons in deze maand van herdenken om de oren vlogen, laaide, schijnbaar ongerelateerd, de discussie weer op wie en wat er precies tijdens de Nationale Dodenherdenking herdacht dient te worden. Waar deze zich aanvankelijk richtte op de Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, wordt intussen ook bij de Nederlandse slachtoffers van oorlogssituaties en vredesmissies stilgestaan. Als het aan sommigen ligt wordt dit in de toekomst nog veel verder opgerekt. Zo blijkt een Dordts museum in de lijst ter nagedachtenis aan de lokale oorlogsslachtoffers ook de namen van SS-ers opgenomen te hebben. Zowel de vaststelling dat deze slachtoffers mede verantwoordelijk waren voor de 203 vermoordde Dordtse Joden die ook op de lijst staan als de kritiek vanuit lokale Joodse organisaties, bleken onvoldoende aanleiding om nog eens goed naar de gepastheid van deze lijst te kijken.
Natuurlijk staat het iedereen vrij om te herdenken wie en wat hij wil. Het Centraal Joods Overleg is echter van mening dat wanneer slachtoffers, daders, Nederlanders en buitenlanders allemaal op één hoop worden gegooid, er een ongewenste verloedering plaatsvindt. Zoals het CJO zich in het verleden krachtig heeft uitgesproken tegen deze nivellering van de Nationale Dodenherdenking, zal ze dat in de toekomst zeker blijven doen.
Deze twee ontwikkelingen hebben één ding gemeen. Beide lijken vooral een trivialisering van een vreselijke episode in de recente geschiedenis voor goedkoop, emotioneel gewin en getuigen daarmee van weinig fatsoen. Een beetje zelfbeheersing, wellicht door ook hier even twee minuten stil te staan voordat men tot actie overgaat, zou op zijn plaats zijn.