Minister Mariëlle Paul bij Kristallnachtherdenking: omdat wij niet opgeven

door | nov 9, 2025 | Nieuws | 0 Reacties

Elk jaar spreekt tijdens deze herdenking iemand van het kabinet. Om aan te geven hoe belangrijk de Nederlandse regering het vindt om stil te staan bij de gruwelijkheden van de Kristallnacht – maar ook bij alle verschrikkingen van antisemitisme waar we tot op de dag van vandaag mee te maken hebben.

Dit jaar is de eer aan mij om hier te mogen spreken, in deze prachtige synagoge. Mijn voorgangers hebben voorgaande jaren mooi gesproken over de kaarsen die deze ruimte verlichten. Over de symboliek van licht in de duisternis, en het gebaar van een kaars voor iemand aansteken.

Zoals we hier nu samen zitten, in alle rust, luisterend naar de woorden van een ander, en naar mooie muziek die ruimte geeft om even in gedachten te zijn, voelt het branden van een kaars passend en plechtig. Toch zou ik vandaag geen kaarsje willen aansteken, maar een schijnwerper willen richten op antisemitisme. Een felle bouwlamp, die met zijn meedogenloze licht de lelijkheid van antisemitisme – en elke andere vorm van discriminatie – laat zien tot in de kleinste details.

Want misschien zien we het met elkaar niet voldoende. En dan heb ik het natuurlijk niet over de mensen hier in de zaal, maar gewoon over alle mensen in Nederland. De eerlijke, oprechte Nederlanders, die ook verbijsterd waren door wat er precies een jaar geleden gebeurde, hier in Amsterdam, notabene tijdens de nationale herdenking van de Kristallnacht.

Dát hebben we allemaal gezien. Maar hebben we ook allemaal begrepen hoe structureel dit is? Het is makkelijk om die gebeurtenissen af te doen als exces, en niet te kijken naar het leven van alledag. Naar alle speldenprikjes en steken, dag in dag uit, die Joodse mensen voelen.

Het is verleidelijk in de publieke discussie, om gesprekken over antisemitisme te vermengen met gebeurtenissen op het wereldtoneel. Weerzinwekkende gebeurtenissen, die niemand onberoerd laten.

Maar laten we vooral ook kijken naar onze eigen omgeving, onze eigen buurt of wijk, en bedenken hoe vreselijk het is dat in ons eigen land, waar de meeste mensen zich veilig voelen, een klein deel zo veel dreiging en haat voelt dat een normaal leven bijna niet meer kan.

Ik heb dat zelf gezien. In mijn tijd als minister en later staatssecretaris van onderwijs, heb ik meer dan honderd scholen bezocht. En natuurlijk heeft elke school iets bijzonders, maar geen enkele greep me zo aan als de Joodse scholen die ik in Amsterdam bezocht.

Dat begon al buiten. Rondom het schoolplein: twee meter hoge stalen hekken, met scherpe punten. Daarvoor een rij palen om voertuigen buiten te houden. De ingang is een sluis, met stalen deuren. Overal hangen camera’s. De Marechaussee patrouilleert rondom. Er is een mobiele politiepost. En dat allemaal voor een school. Met kinderen.

Toen ik eenmaal binnen was, probeerde ik dat allemaal even te vergeten. En dat lukte ook, dankzij betrokken leerkrachten

en enthousiaste leerlingen. Ik stond in een klaslokaal dat er vrolijk uitzag. Met kindertekeningen en kleurrijke prenten aan de muur. Wat je verwacht in een school. Even was ik de hekken en camera’s weer vergeten, tot de directeur van de school een kastdeur opendeed. In de kast lagen geen pennen en schriften maar proviand voor meerdere dagen en heel veel wc-papier.

Voor als het buiten zo onveilig is dat je maar beter niet naar huis kunt gaan. Daar is een Joodse school dus op voorbereid. Hier. In mijn eigen Amsterdam. In Nederland.

En het meest wrange is nog wel dat je een school hermetisch kan afsluiten van de buitenwereld … maar kinderen moeten er ook gewoon elke dag naartoe. Lopend, fietsend, met de bus, van een veilig plekje thuis naar een veilige plek op school. Met daartussen een soms heel vijandige wereld.

Je zal een Joods jongetje zijn dat vol overtuiging zijn keppeltje draagt, en onderweg naar school op straat wordt nageroepen, of wordt bespuugd in de bus. Want dat gebeurt. En dat staat haaks op het Nederland dat ik zo graag wil zien – net als het hele kabinet, en ik denk de meeste mensen in Nederland. Een samenleving waar iedereen zich overal vrij en veilig kan voelen. Waar mensen zichzelf kunnen zijn, en volwaardig kunnen meedoen.

Het klinkt zo simpel, maar hoe gaan we daar komen als Joodse kinderen al op zulke jonge leeftijd zulke nare ervaringen opdoen? Hoe trekken we dat nog recht? Dit kabinet wil daar veel voor doen. Met een Strategie Bestrijding Antisemitisme, waar we vanaf nu jaarlijks 4,5 miljoen euro aan uitgegeven.

Het is ironisch dat dat voor een deel moet worden ingezet voor nóg meer veiligheidsmaatregelen.

Maar we steken ook geld in het aanpakken van de voedingsbodem van antisemitisme. Met een Nationaal Plan Versterking Holocausteducatie. Zodat er meer aandacht komt voor het Jodendom en de Holocaust op scholen.Aandacht ook voor de Kristallnacht, die we vandaag herdenken.

Een gebeurtenis van 87 jaar geleden. Op school leer je erover bij het vak geschiedenis. Maar het is niet alleen historie. De ruiten die werden inslagen, de brand die werd gesticht, dát was 87 jaar geleden.

Maar het sentiment dat eronder lag – dat is nooit gestopt. Dat smeult door tot op de dag van vandaag. Daar zou je somber van kunnen worden. En misschien zelfs wel cynisch. Maar dat wil ik niet laten gebeuren. Omdat ik oprecht geloof dat de goeden nog altijd in de meerderheid zijn. Dat mogen we niet vergeten.

Er zijn bijvoorbeeld talloze niet-Joodse mensen die elk jaar de struikelstenen in hun straat even schoonpoetsen. Omdat ze de herinnering aan slachtoffers van de Holocaust zichtbaar willen houden. Uit respect, maar misschien ook omdat ze voelen dat het nog steeds relevant is. Omdat de voedingsbodem die achter de Holocaust zat nooit is verdwenen.

Het is goed dat we daar met elkaar bij stil blijven staan. Om het steeds weer te benoemen, met alle details, in al hun lelijkheid.

Laten we er een schijnwerper op zetten, zodat niemand het kan missen. Dat doen we ook vandaag. Bij kaarslicht dan weliswaar, maar we zetten hier wel stappen die mij hoop geven.

Voor het allereerst sprak hier vanavond een Duits bewindspersoon: een Amsterdamse, van Joodse komaf.

En voor het eerst sprak er vanavond niemand die de Kristallnacht zelf nog heeft meegemaakt.

Maar wij zetten deze herdenking met elkaar voort. Daarom sta ik hier nu, en staat hier volgend jaar ook weer een bewindspersoon namens het kabinet.

Omdat we het belangrijk vinden. Omdat we niet opgeven. Omdat het kwaad niet mag winnen.

Nu niet. Nooit.